Historie

Uit: Gezinsbode 19 september 2013

(met dank aan Steven Smits)

Het bedrijf Fongers

Albert Fongers vestigde zich in 1871 als smid aan de Nieuwe Kerkhof in de stad Groningen. Het was de periode waarin de Hoge Bi voorzichtig zijn intrede in Nederland deed. Kennelijk was Fongers geïnspireerd door dit nieuwe vervoermiddel en hij startte in 1884 op zeer bescheiden schaal met de fabricage van eigen fietsen. 
De zaken gingen goed en de kleine huisfabrikant wilde zijn vleugels uitslaan. Om de noodzakelijke schaalvergroting te kunnen financieren werd in 1896 een naamloze vennootschap opgericht. In 1897 werd de nieuwe fabriek aan de Heerenweg in gebruik genomen. Achter een monumentale voorgevel beschikte het bedrijf over drie hallen van honderd meter, waarin een complete productielijn werd ondergebracht. In een aanpalend pand werd een groothandel in onderdelen gestart. Hoewel de precieze productiecijfers niet bekend zijn, moet de omzet van de nieuwe fabriek enkele duizenden fietsen per jaar zijn geweest. 
Vanaf de start van de 'massaproductie' heeft Fongers ervoor gekozen een kwalitatief hoogstaand product af te leveren. Zo werden relatief veel dure Engelse onderdelen gebruikt, hetgeen tot een hoge prijsstelling leidde. Rond het begin van deze eeuw (zeker tot 1910) was de fiets een luxe gebruiksartikel, weggelegd voor de meer kapitaalkrachtige klasse. De strijd om een aandeel in deze vrij kleine markt was niettemin heftig, waarbij Nederlandse fabrikanten ook nog eens de strijd moesten aanbinden met een veelheid aan buitenlandse concurrenten (met name uit Engeland en Duitsland). Deze felle concurrentie werd enerzijds op de prijzen gevoerd en anderzijds op kwaliteit. 
De onveranderlijke keuze voor kwaliteit maakte dat Fongers in de eerste decennia van deze eeuw in vergelijking met een aantal andere fietsenfabrikanten in Nederland slechts bescheiden omzetstijgingen wist te realiseren. Naar schatting heeft de productie in de periode 1900 - 1940 steeds rond de 5.000 á 10.000 fietsen per jaar bedragen. De totale productie van Fongers van 1885 tot 1945 heeft circa 300.000 fietsen bedragen. 
Zeker toen de fiets na 1920 onder invloed van de massaproductie en de grotere koopkracht relatief goedkoper werd, ontstonden voor Fongers de eerste problemen in de continuïteit van de onderneming. Albertus Fongers overleed in 1921 op 79-jarige leeftijd. De leiding van de fabriek was overgegaan in handen van zoon Ties Fongers, wiens inzichten vaak op gespannen voet schijnen te hebben gestaan met die van de Raad van Commissarissen. 
Verschillen van mening over de marktstrategie en investeringsbeslissingen bepaalden de discussies. In de jaren dertig is het bestaan van de onderneming enkele keren in gevaar geweest. Zo werd in 1931 een overname door Burgers overwogen. Het was de periode waarin de prijzen van de fietsen een historisch dieptepunt bereikten en de concurrentie moordend was. Ondanks aanpassingen in de fabricage hield Fongers vast aan het oorspronkelijke concept (hetzelfde model als in 1910 kon in 1940 nog steeds besteld worden, zij het met wijzigingen in de specificatie van de gemonteerde onderdelen). 
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag de productie goeddeels stil. In oktober 1944 werd het bedrijf bovendien getroffen door het overlijden van directeur Ties Fongers. Na de bevrijding werd de productie weliswaar hervat, maar men bleef voortborduren op de oude productie- en marketingmethoden. Eind 1957 besloot de leiding in verband met de oplopende verliezen tot een grondige sanering. In 1961 nam de Leeuwarder fabrikant Phoenix de Groningse fabriek over, tezamen met Germaan uit Meppel. 
In 1969 werd deze PFG-combinatie op zijn beurt overgenomen door Batavus. De productie op de locatie Groningen werd in 1971 gestaakt. De naam Fongers werd tot ver in de jaren tachtig als submerk van Batavus gevoerd, totdat ook deze fabriek opging in een groter verband. Tegenwoordig verkoopt Batavus weer één eenvoudig model onder de merken Fongers en Germaan.   De FongersplaatsAchter de fabrieksgevel van Fongers werd in de jaren tachtig een complex huurwoningen gebouwd, onder de naam Fongersstede. Ook in een aantal vitrines van het Groninger museum leeft de herinnering aan dit bedrijf voort. Neem een kijkje op deze prachtige website over Fongers

http://www.fongers.net/bedrijfsgeschiedenis.htm

Architect Theo Oving in 1995

"En als ik dan eens een mooi plan heb gemaakt, dat er ook aan de buitenkant mooi uitziet, dan laten ze je vallen als een baksteen. Neem nou Fongersstede. Dat had ik in rode steen gepland. Vlammende, harde Groninger rode steen met witte kozijnen. Altijd zo gedacht tijdens het ontwerpen.
Allemaal muurtjes om de voortuinen, op het binnenterrein een grote bult grond, waarop een schuine tuin aangelegd zou worden. Daar kon je dan 's winters op sleetje rijden en 's zomers op zonnen. Op een gegeven moment zei de directeur van projectontwikkelaar Delta Lloyd, rode steen is voor de arbeiders, gele steen is veel luxer. Je moet gele stenen gebruiken met hard-houten kozijnen en die mag je niet schilderen, die moet je blank houden. Ik ben bij wethouder Max van den Berg geweest, bij de welstandscommissie, ik ben bij iedereen langs geweest, maar ik kreeg mijn plan niet voor elkaar. 
't Is nu gele steen geworden, veel te zacht, nu zie je de smeer er al op. Die bult grond is er nooit opgekomen, de tuinmuurtjes ook niet. Ik heb toen nog aangeboden om 25.000 van mijn honorarium in te leveren om het toch voor elkaar te krijgen. Maar ik kreeg geen enkele steun. Van niemand, ook niet van de gemeente."